Het hier beschreven thema kan worden beperkt tot een specifieke omgeving en zal zich niet voordoen bij ieder geothermisch project. Meer details over dit onderwerp worden gepresenteerd in een rapport dat terug te vinden is op de GEOENVI-website.
Het fenomeen “ontgassing” is het vrijkomen van opgeloste gassen uit het formatiewater in de atmosfeer. Ontgassing kan zich voordoen tijdens testen en productie als het formatiewater naar de oppervlakte wordt gepompt. Geothermische vloeistoffen hebben een variabele samenstelling en gasconcentratie, afhankelijk van de reservoirgesteente, de temperatuur en de diepte. Water, dat het belangrijkste bestanddeel is van geothermische vloeistoffen, wordt in geothermische systemen met hoge temperatuur geproduceerd aan de oppervlakte bij een temperatuur die ruim boven 100°C ligt. Als het in de atmosfeer vrijkomt, gebeurt dit in gasvormige toestand (waterdamp in oververhitte omstandigheden, dus stoom). Geothermische vloeistoffen met hoge temperatuur kunnen ook niet-condenseerbare gassen bevatten, d.w.z. gassen die niet condenseren bij dezelfde druk- en temperatuur-omstandigheden als waterdamp, maar in de gasfase blijven. Het merendeel van de niet-condenseerbare gassen (95-99%) is over het algemeen CO2; andere verbindingen die aanwezig zijn in de gassen van geothermische vloeistoffen zijn H2S, H2, Ar, NH3, N2 en CH4.
In flash- en droge stoomcentrales komen de niet-condenseerbare gassen met de waterdamp vrij stroomafwaarts van de condensor en via de koeltorens, die gewoonlijk natte (water)koelsystemen zijn. In dat geval kan een deel van de geproduceerde niet-condenseerbare gassen worden behandeld in plaats van in de atmosfeer te worden vrijgegeven, als er beperkende maatregelen worden genomen tijdens geothermische werking.
In de levenscyclus van een geothermische energiecentrale kan tijdelijke ontgassing ook plaatsvinden tijdens de productietests bij de boorfase, tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de geothermische installatie en bij stillegging van de installatie als gevolg van uitzonderlijke voorval. Na het stopzettzn van de productie kan ontgassing ook plaatsvinden als de boorput niet goed is afgedicht.
Het effect van ontgassen op het milieu hangt af van de hoeveelheid gas, de toxiciteit en de omgevingsomstandigheden. Geothermische gassen hebben een natuurlijke oorsprong en samenstelling, wat zich onderscheid van gassen die door industriële verbranding of andere antropogene processen worden genereerd. Europese en nationale regelgeving zorgt ervoor dat de luchtkwaliteit wordt gegarandeerd. Voor het temperen van de effecten van ontgassing zijn specifieke behandelingen nodig, die vaak ook worden toegepast in het geval van emissiefactoren die onder de referentiedrempels liggen die zijn vastgesteld voor de menselijke gezondheid en de milieuveiligheid.
Sommige schadelijke elementen en verbindingen die soms aanwezig zijn in geothermische gassen – zoals kwik (Hg) en ammoniak (NH3), evenals sporen van arsenicum (AS) of antimoon (Sb) – kunnen worden gestript door gassen die worden uitgestoten uit installaties, opgenomen in aerosoldeeltjes (drift) die worden uitgestoten uit koeltorens in energiecentrales, en vervolgens op de grond worden afgezet en door regen worden uitgespoeld. Geothermische installaties stoten niet rechtstreeks NOx, SO2 en primaire deeltjes uit, maar er kunnen zich secundaire deeltjes vormen door de oxidatie van H2S en NH3.
Monitoring- en preventiemaatregelen worden alleen toegepast in gevallen waarin geothermische gasemissies betrokken zijn. Het fenomeen ontgassing wordt over het algemeen op verschillende niveaus bewaakt, bijvoorbeeld door het meten van emissies op het niveau van de geothermische installatie, en door het bewaken van de luchtkwaliteit in de omgeving, bij ontgassingstanks die nauw verbonden zijn met productieputten, alsook door het monitoren van veranderingen in gas/temperatuur van de bodem in de nabije omgeving.
Preventieve en risicobeperkende activiteiten, bijvoorbeeld de installatie van reductiesystemen zoals de “AMIS”-technologie die in Italië wordt gebruikt, en de ontwikkeling van nieuwe technologieën gericht op de volledige herinjectie van de vloeistof, dragen aantoonbaar bij aan het verminderen van het potentiële gevolg (zowel wat betreft ernst als kans op voorkomen) met betrekking tot het gebruik van geothermische energie.
Mogelijke emissie en verspreiding van geothermische vloeistoffen worden behandeld in het thema “Vloeibare en vaste effusies aan het oppervlak”. Emissie van gassen afkomstig van motoren gebruikt bij oppervlaktewerkzaamheden wordt behandeld in het thema “Energie- en waterverbruik en emissies”.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van ontgassing op het gebied van risico- en effectbeoordeling, d.w.z. de oorzaken, gevolgen, de betrokken fasen, de beïnvloedende omstandigheden of de belangrijkste beperkende en controlemaatregelen die kunnen worden genomen.